In deel 2 van de Doronburc trilogie, Lammerkinderen, ontvouwt zich een aangrijpend verhaal over de heksenjacht en de strijd van degenen die als 'Lammerkinderen' worden bestempeld.
Het leven was hard in het verleden, zeker voor mensen die anders waren dan de standaard.
In de tijden van de Romeinen en in de middeleeuwen werden kinderen met een handicap gezien als een gevolg van de zonde die de ouders hadden begaan. Veel van deze kinderen werden vermoord of afzijdig gehouden. Vanaf de vierde eeuw werden er gehandicapte kinderen opgevangen in kloosters bij de nonnen. Gehandicapte kinderen die zouden kunnen werken werden op boerderijen geplaatst, maar velen eindigden bedelend op straat.
Als een beest in een kooi
In de middeleeuwen waren er aanvankelijk geen aparte instellingen voor ‘dollen’. Wie niet door zijn familie werd verpleegd, kon bij een particulier worden ondergebracht. Vaak hield dat niet meer in dan een getimmerd hok om ‘dollen’ in op te sluiten.
Vanuit de Christelijke gedachte, ontstond in de middeleeuwen een zorgende bekommernis ten opzichte van gehandicapten. Gezinsverpleging en stedelijke- en kerkelijke voorzieningen kwamen op.
Na de pest, ontstond er in de 15e eeuw een toenemende groei van de steden en daarbij de behoefte de stadsbewoners te beschermen tegen gevaarlijke en onrustige mensen (geesteszieken, krankzinnigen). Het begrip krankzinnigheid werd daarbij wel ruim genomen: alles wat buiten de gangbare (lees: 'wenselijke') omgangsvormen viel, werd al snel beschouwd als 'krankzinnig': geesteszieken, lijders aan epilepsie, mensen die asociaal gedrag vertoonden, oproerkraaiers, verslaafden, dementerenden, etc. De meeste krankzinnigen kwamen uit de midden- en armere klassen en waren tussen de 20 en 29 jaar en vormden een gevaar voor andere mensen. Ze gilden ’s nachts de hele buurt wakker of liepen naakt rond. Er blijkt wel een tweedeling te zijn: ‘krankzinnigheid’ werd getypeerd als een tijdelijke staat van zijn waarbij iemand zijn verstand verliest en uitbarst in schadelijk of agressief gedrag. Daarnaast werd ‘simpelheid’ gebruikt voor wat wij misschien nu zwakbegaafdheid zouden noemen, waardoor iemand niet in staat is om voor zichzelf te zorgen.
Er was geen specialistische zorg zoals nu. Dolhuizen waren er alleen om veroorzakers van overlast enige tijd in bedwang te houden.
Meestal namen naaste familieleden het initiatief voor opname in het dolhuis, dat vaak bestond uit huisjes of cellen die waren samengevoegd rondom een binnenplaats. Soms kwam de stadsdokter er aan te pas om te controleren of de betrokkene werkelijk ‘dol’ was. En heel veel plek was er vaak niet voor de 'dollen'. De kans was groter dat je als heks werd veroordeeld of gedwongen werd een zwervend bestaan te leiden.
Een dolhuis werd bestuurd door een college van regenten en regentessen die door het stadsbestuur aangesteld waren. Voor het dagelijks toezicht zorgden de binnenvader en –moeder. Zij hadden vaak een eigen woning in het pand.
Gekken kijken
In het begin waren de belangrijkste inkomsten van het dolhuis de dolhuiskermis en het tegen betaling 'gekken kijken'. Zo'n kijkdag was voor het publiek spannend. Kalmerende medicijnen bestonden nog niet en de patiënten waren opgesloten en vastgeketend. Opgetogen bezoekers die van cel naar cel liepen, genoten van een geweldige freakshow, een tentoonstelling van naakte en kaalgeschoren mensen die hun verstand hadden verloren en als kooidieren geketend op de ijskoude vloer lagen. Verzorgers stelden in een hels kabaal van rinkelende kettingen en uitzinnige angstkreten hun levendigste patiënten tentoon terwijl in de gangen verkopers gebak, fruit en noten aan de man brachten.
Het Oude Dolhuis aan de Sint Agnietenstraat te Leiden
Een verkeerd beeld
Was het echt zo slecht allemaal? Ja en nee, de waarheid zal ergens in het midden liggen. Net als de vele gruwelijkheden die mensen toebedeeld hebben aan de middeleeuwen (waar ik graag gebruik van maak in mijn boeken) blijkt ook hier de vork iets anders in de steel te zitten. De kwaliteit van zorg in het dolhuis kwam overeen met de standaard in die tijd. Men wist niet beter. Mensen kregen vaak goed te eten en er werd op ze gelet door de zogenoemde binnenvaders en -moeders. Al zullen hier zeker ook minder zorgzame exemplaren tussen gezeten hebben. Vergeet daarbij ook de tijdsgeest niet. Wat zij toen als 'normaal' bestempelden, zal nu anno 2024 niet meer geaccepteerd worden.
Daarnaast blijkt thuiszorg niet iets van de laatste jaren. Het grootste deel van de zorg vond plaats in de samenleving en de familie speelde een enorm belangrijke rol. Thuiszorg was zo lang mogelijk van toepassing en het was meer de uitzondering op de regel dat mensen in zo’n instituut terechtkwamen.
Verandering
Pas in 1841 kwam er een eerste krankzinnigenwet die een beetje begon te lijken op de zienswijze zoals we die er nu nog steeds op nahouden. De oude dolhuizen (inmiddels verworven tot opbergplaatsen van verschoppelingen) werden gesloten of verbouwd.